Overheden en zorgverzekeraars weten het zeker: de zelfsturende wijkverpleegkundige gaat ons redden. Daarom komt wijkverpleegkundige zorg in 2015 in het basispakket. Maar wat vindt de wijkverpleegkundige daar eigenlijk zelf van? Op pad met Careyn’s Hedy van de Lagemaat in de Utrechtse wijk Overvecht.
Fotograaf: Ed van Rijswijk
‘Zuster, luister eens…’ Terwijl we bij meneer Jansen voor de deur staan, rolstoelt een oudere dame op wijkverpleegkundige Hedy van de Lagemaat af. Het is niet de enige keer die ochtend. Vanuit de verte wordt verschillende keren gezwaaid. Een meneer die met een grote boodschappentas over straat schuifelt, knoopt een praatje aan.
“Zijn vrouw is afgelopen weekend overleden”, vertelt Hedy als de man weer is doorgewandeld. “Ze bleek haar lichaam ter beschikking van de wetenschap te hebben gesteld, zonder dat hij het wist. Dat was even complete paniek zondag.” Inmiddels is de rust teruggekeerd, weet Hedy. Ze is van de week nog bij hem langs geweest. “Dat is nieuw. Dat je daar de tijd voor mag nemen. Vroeger hield de zorg gewoon op als de cliënt was overleden.” Het is een van de zaken die sinds 2009 anders zijn in Overvecht, dankzij het ZonMW-programma Zichtbare
Het project Zichtbare Schakel Overvecht werd tot eind 2012 gefinancierd vanuit het ZonMw-programma Zichtbare Schakel. In 2013 en 2014 wordt de subsidie verleend door de gemeente Utrecht. Het nationale programma is opgezet om samenhangende zorg in de wijk te verbeteren. Ook 58 andere gemeenten doen mee.
Huiselijk geweld
Sindsdien werken wijkverpleegkundigen in deze wijk niet meer alleen op indicatie. Ze kunnen door iedereen worden ingeschakeld. Vooral huisartsen maken daar graag gebruik van. “Vaak gaat het om mensen waar zij niet genoeg tijd voor hebben. In Overvecht zijn dat bijvoorbeeld allochtone vrouwen tussen de dertig en veertig jaar. Vrouwen die alleen de kinderen opvoeden en zelf voor inkomen moeten zorgen. Soms speelt ook huiselijk geweld een rol. Die vrouwen komen vroeg of laat met zichzelf in de knoop. Wij helpen ze om het leven weer op de rit te krijgen.”
De mensen die wij vanochtend zien, zijn niet allochtoon. Meneer Jansen is de eerste die we bezoeken. Hij is weduwnaar en heeft een paar jaar geleden een beroerte gehad. Hij drinkt veel en valt dan soms. Daardoor heeft hij nu een wondje aan zijn pols. Hedy is er niet gerust op. “Het lijkt alsof het bot uitsteekt. De dokter moet het echt even zien.” Hedy weet al dat de bus naar de dagopvang zo arriveert, dus belt ze of de huisarts daar langsgaat. Ook brengt ze de dagopvang op de hoogte.
We gaan verder de wijk in, die in vier postcodegebieden is verdeeld. “In het gebied van mijn wijkteam zitten twee huisartsenpraktijken, maar ik word ook ingeschakeld door de geestelijke gezondheidszorg, de dementieverpleegkundige en door de mensen zelf. Omdat we in deze gevallen zonder indicatie werken, kunnen we de tijdsindeling zelf bepalen. Dat is belangrijk: de tijd nemen. Zeker in complexe situaties. Je hebt een regierol, bent de spil tussen mantelzorgers, thuiszorg, huisarts. En soms ook de brug naar het ziekenhuis.”
“We werken ook zonder indicatie. Dan kunnen we de tijdsindeling zelf bepalen. Dat is belangrijk: de tijd nemen”
Binnenkort wordt ook bij indicaties meer op uitkomsten gepland. “Nu heb ik bij meneer Jansen exact dertig minuten voor wassen en aankleden, en nog een beetje extra tijd voor zijn afasie. Straks krijg ik waarschijnlijk een urenpakket voor een half jaar. Die uren kan ik dan indelen zoals het mij goed lijkt.” Hedy kijkt uit naar het moment dat wijkverpleegkundigen zelf mogen indiceren, vanaf 2015. “Het CIZ komt alleen op huisbezoek als het zorgzwaartepakket (ZZP) moet worden bepaald; andere aanvragen doen ze telefonisch af. Wij kennen elke cliënt persoonlijk.”
Indicatie
Toch is het nog niet zeker of degene die de zorg gaat verlenen ook de indicatie gaat doen. “Het risico zou bestaan dat je meer gaat indiceren dan nodig, als je beide rollen combineert. Maar geloof me, op afstand beoordelen werkt niet en echte onafhankelijkheid bestaat niet. Het kost alleen maar extra tijd. Bovendien zal een wijkverpleegkundige altijd proberen om de zorg juist af te bouwen, om het aanbod steeds een beetje bij te stellen. Meneer Jansen bijvoorbeeld haalt tegenwoordig weer zelf de krant van beneden. Dáár werk je samen naartoe, níet naar meer zorg. Prima natuurlijk als er getoetst wordt, maar dan liever achteraf.”
We laten de flats achter ons en komen in een buurt met rijtjeswoningen. Hedy kent de straat goed. Een voormalige cliënt komt even naar buiten om haar de hand te schudden. Hij is weer beter. Bij zijn buurman zijn de vooruitzichten minder goed. Meneer Van Vecht heeft een hersentumor en komt zijn bed niet meer uit. “Zijn vrouw heeft vakantie en wilde voor hem zorgen, maar het wassen gaat toch moeilijk. Dus neem ik het weer even over.”
Ze neemt de tijd voordat ze haar emmer water vult, zodat mevrouw ook haar verhaal kan doen. Over Jaap van de Stichting Thuis Sterven Utrecht*, die vanmiddag een paar uur komt ‘oppassen’. Over de pijnstilling die de dokter heeft voorgeschreven. Over de eigen bijdrage die gebaseerd is op 2012, toen haar man nog gewoon aan het werk was. Hedy stelt vragen, geeft advies en gaat aan de slag. Drie kwartier later staan we weer buiten. Op naar het laatste bezoekje.
We bellen aan bij een mevrouw van 91, die de vorige dag is aangemeld voor het verpleeghuis. En nu de tussenliggende maanden moet overbruggen. Snelle actie, van Careyn. Hedy: “Mensen geven pas heel laat aan dat ze hulp nodig hebben. Dus dan moet je er meteen bij zijn. Als dat niet mogelijk is, kijk ik of een ander team kan helpen. Of ik vraag collega’s van Buurtzorg, dat net als Careyn deel uitmaakt van Overvecht
In Stichting Overvecht Gezond (overvechtgezond.nl) bundelen eerstelijns professionals in de wijk hun krachten. Bijvoorbeeld om een betere samenwerking te realiseren tussen de huisartsenpraktijken en de wijkverpleegkundigen van Careyn en Buurtzorg.
Stoom afblazen
“Mijn schoondochter heeft gebeld naar Careyn”, vertelt dochter Tiny aan de keukentafel terwijl ze een sigaret opsteekt. “Ze zei: ‘Mam, nu moet er iets gebeuren’. En dat klopt. Het gaat gewoon niet meer, ik ben op. Al een half jaar ben ik continu bij mijn moeder, maar je herkent haar niet meer. Ze dementeert, wil alleen maar zitten.” Ze is duidelijk blij stoom te kunnen afblazen. “Maar ik wil gewoon hier wonen”, zegt haar moeder. “Dat wil ik ook ma, dat wil ik ook”, verzucht Tiny.
Hedy pakt het praktisch op. Wie is uw dokter? Heeft u wel eens geheugenonderzoek gehad? Fysiotherapie? U kunt hulp krijgen met lopen, hoor. “Ik loop prima”, zegt mevrouw. Tiny rolt met haar ogen. Maar als Hedy dagopvang voorstelt, wil ze daar niets van weten. “Dan zit ze daar ook maar in een stoel. Ze is liever thuis.” Hedy dringt niet aan en neemt mevrouw aan de arm mee naar de badkamer. Want dat is in eerste instantie de vraag: hulp bij wassen en aankleden. Weer fris terug vertelt Hedy dat mevrouw vocht in de benen heeft. Ze gaat een indicatie voor het douchen aanvragen. “Kijk ma, dat had ik niet aan de gaten. Daar heb je toch een professional bij nodig.” Afgesproken wordt dat Hedy de formaliteiten oppakt en morgen rond elf uur weer helpt douchen. Dan kan mevrouw eerst lekker uitslapen.
Psychische begeleiding
“Normaal gesproken kan een verzorgende het douchen ook voor haar rekening nemen, maar met die dikke benen is het weer een ander verhaal. Dan pak ik het toch zelf op.” Als wijkverpleegkundige is haar takenpakket met de jaren groter geworden. Dat komt bijvoorbeeld doordat mensen sneller uit het ziekenhuis worden ontslagen. “Twee dagen na een borstkankeroperatie is men vaak alweer thuis. Dan heb je te maken met wondzorg en psychische begeleiding. Soms krijgt iemand chemotherapie en moet je extra voorzichtig zijn met medicijnen.”
Hedy schakelt makkelijk met de wondverpleegkundige en de oncologieverpleegkundige van Careyn. Medicatieveiligheid was lange tijd wel een issue. “Een aantal jaar geleden bleek dat 19.000 ouderen per jaar met spoed in het ziekenhuis belanden omdat er iets misgaat met hun
Uit onderzoek van de vereniging van ziekenhuisapothekers NVZA en de Orde van Medisch Specialisten blijkt in 2006 dat bijna de helft van de 19.000 spoedopnames te voorkomen was geweest. Als arts, apotheker, maar ook patiënt zelf de medicatie beter in de gaten had gehouden. Spoedopnames zijn ook vaak het gevolg van bijwerkingen van medicijnen.
Medicijnen worden vergeten, verkeerd gedoseerd of verkeerd gecombineerd… Tot voor kort wist de huisarts vaak niet wat de specialist had voorgeschreven.”
“We zijn geen Haarlemmerolie die je overal in kunt gieten”
“Inmiddels is er een convenant tussen de huisartsen, apothekers en thuiszorgorganisaties. De wijkverpleegkundige neemt hierin het voortouw. Ik heb wekelijks overleg met de apotheek en krijg overzichtslijsten mee, die elke dag op een bepaald tijdstip afgetekend moeten worden. Recepten van de huisarts en specialist worden allemaal door die ene apotheek verstrekt. Daardoor maak je kans op fouten veel kleiner.” En zo werkt Hedy nu ook met protocollen voor bacteriële infecties, handhygiëne, wondplannen en de manier van overdracht. “Dat is prima. Je bent er even heel druk mee, maar als het eenmaal goed geregeld is, kun je weer verder met het echte werk.”
Het echte werk, dat steeds meer
Voorloper op het gebied van zelfsturing is Buurtzorg Nederland. Bij deze innovatieve thuiszorgorganisatie delen teams zelf hun werk in en beslissen medewerkers samen over de zorg die wordt geboden. Ook nemen de teams zelf nieuwe collega’s aan en zijn ze verantwoordelijk voor scholing. De teams worden ondersteund door een regiocoach en backoffice.
en regisserend wordt. Een positieve ontwikkeling, vindt Hedy. Maar dat de wijkverpleegkundige dé oplossing zou zijn in tijden van decentralisatie en kostenbeheersing, gaat haar te ver. “We zijn geen Haarlemmerolie die je overal in kunt gieten. Waar blijf je als de huishoudelijke hulp wordt wegbezuinigd? Wat valt er nog te ondersteunen als mantelzorgers overbelast raken? Hoe je het ook wendt of keert, de nieuwe focus op de wijkverpleegkundige blijft een verkapte bezuiniging.”