Oud ambulanceverpleegkundige Thera de Haan moest uren rondjes rijden met een verwarde, agressieve man omdat er negens opvang voor hem was. De man was een gevaar voor zichzelf, maar ook voor De Haan en haar collega.
Diep in de nacht staan we daar. Luid geschreeuw en gekrijs: ‘Ik maak je af zodra ik de kans krijg.’
Eerder die avond krijgen we een oproep: een verwarde, agressieve man. Terwijl we op weg gaan, horen we dat de collega’s van de politie al ter plaatse zijn. We treffen een man die door twee politieagenten met veel moeite in bedwang wordt gehouden. De man schreeuwt luid en terwijl hij worstelt met de twee potige agenten, probeer ik een gesprek aan te knopen. In mijn ooghoeken zie ik twee paar kindervoetjes bovenaan de trap.
In bedwang
We bellen de crisisdienst van de psychiatrie om hulp. Het blijkt nog minstens twee uur te kunnen duren omdat ze druk bezig zijn. Twee uur deze meneer in bedwang houden is onmogelijk. En onwenselijk in deze situatie. Wat moeten we doen?
‘In het voorbijgaan slaat meneer de ruiten van de politieauto aan diggelen’
Er zijn twee opties: of naar een politiecel, ter bescherming van zichzelf en zijn omgeving. Maar deze meneer is geen misdadiger. Of naar een spoedeisende hulp, wat ook niet wenselijk is, want deze meneer is zeer agressief.
Niet welkom
Het is kiezen uit twee slechten. We gaan in overleg met de agenten voor de cel op het politiebureau. Na een worstelpartij lukt het om richting politieauto en ambulance te lopen. Maar in het voorbijgaan slaat meneer wel de ruiten van de politieauto aan diggelen.
We loodsen hem toch maar naar de ambulance, voor rustgevende medicatie. Maar dat betekent wel dat meneer niet meer in een politiecel kan wachten, vanwege mogelijke bijwerkingen van de medicatie en dus de gezondheid en veiligheid van deze man. Dan maar een belletje wagen naar de spoedeisende hulp. Daar zijn we, zoals verwacht, niet welkom.
‘Bij de spoedeisende hulp zijn we, zoals verwacht, niet welkom’
Tja, daar sta je dan.Een mens zit in het diepste dal van zijn ziekte en hij kan nergens terecht. Boosheid overvalt me. Eerder deze nacht werden we geroepen bij een man met hevige pijn op de borst. Het hartfilmpje was overduidelijk: deze man had een hartinfarct. Binnen een half uur waren we in een ziekenhuis, waar deze meneer direct werd geholpen.
Machteloos
Als onze verwarde, agressieve man een hartinfarct had, zou hij á la minute worden geholpen. Als hij een inbraak had gepleegd, zat hij nu warm in de cel. Moeten we echt twee uur lang rondjes met hem gaan rijden midden in de nacht? Deze man is een gevaar voor zichzelf, maar ook voor ons. We weten niet wat te doen. We stappen uit om met de politiemensen te overleggen. De partner van meneer staat erbij. Wat is wijsheid? Wat is het meest veilig? Wat doet het meest recht aan de situatie van deze man?
Wij, politie en ambulancepersoneel, staan machteloos en schamen ons voor onze geestelijke gezondheidszorg. En dit is niet voor het eerst. Na uren zoeken kunnen we die nacht uiteindelijk terecht in een psychiatrisch ziekenhuis. Dankzij de creatieve inzet van collega’s. Dat er in Nederland zo’n verschil is in de acute opvang voor mensen met een hartinfarct of acute psychische crisis, is te gek voor woorden.