Psychiater Michiel Hengeveld onderschatte de depressie van de cliënt die tevens zijn collega was. Ze bezwoer hem dat ze niks geks zou doen maar dezelfde avond was ze dood.
Fotograaf: Raphaël Drent
‘Er was een vrouw binnengebracht die zich even daarvoor voor de trein had geprobeerd te werpen. Ze was lichtgewond. Het bleek om een hoofdverpleegkundige te gaan die in ons ziekenhuis werkte. In zo’n geval stuur je geen aios, maar doe je zelf de beoordeling. Het gaat toch om een collega. Maar juist omdat het om een collega ging en ik een zekere empathie voor haar voelde, maakte ik een verkeerde inschatting. Ik realiseerde me niet hoe gevaarlijk ze was.
De vrouw was alleenstaand en had een ernstige depressie met lichamelijke klachten. Daarvoor was ze al eens in behandeling geweest bij een maatschappelijk werker, maar niet psychiatrisch en ze had nooit medicatie gebruikt. Ik wilde haar eigenlijk opnemen in een gesloten inrichting. Dat vond ze vreselijk. Ze zag geen heil in zo’n behandeling en was bang dat ze daarna nooit meer als verpleegkundige in het ziekenhuis zou kunnen werken. Ze zou zich er vreselijk voor schamen. Ik begreep dat eerlijk gezegd wel, het stigma waar ze tegenaan zou lopen, en had het met haar te doen.
Ik zag er ook een signaal in dat de ernst van haar suïcidepoging waarschijnlijk meeviel: ze dacht immers alweer na over haar werk, over haar toekomst. Daarnaast had ze slechts lichte verwondingen oplopen, dus misschien was de poging eerder een noodkreet geweest.
‘Ik heb de ernst van haar suïcidaliteit zwaar onderschat’
Ik heb met haar onderhandeld. Uiteindelijk wilde ze wel opgenomen worden op onze open afdeling. Ze bezwoer me dat ze niks geks ging doen. Ze was juist blij dat ze er naar toe kon en geholpen zou worden. Ik was ondertussen ook blij dat ik dit relatief snel had kunnen afhandelen, want ik was jarig en had die middag vrij. Ik moest zelfs een beetje opschieten, want er waren thuis allemaal dingen geregeld. Ik heb haar overgedragen en ben snel naar huis gegaan.’
Zwaar onderschat
‘Die kliniek zat bij ons op de vierde verdieping. Elke verdieping had een balustrade die uitkeek op een grote centrale hal. Twee, drie uur nadat ik weg was gegaan is de vrouw de afdeling af gelopen en over het hek van de balustrade geklommen. Daar is ze op een kleine richel gaan liggen. De aios psychiatrie is er naar toe gegaan en heeft vanaf de andere kant van het hek op haar in staan praten.
Dat heeft vrij lang geduurd. Een half uur, misschien wel een uur. Uiteindelijk heeft ze zich toch naar beneden laten rollen, voor de ogen van de aios en vele andere mensen. Ze is die avond aan haar verwondingen overleden.
Dit incident vergeet ik nooit meer omdat ik de ernst van haar suïcidaliteit zwaar heb onderschat. Er komen in het ziekenhuis zo’n driehonderd patiënten per jaar binnen die een poging hebben gedaan. De meeste van hen zijn ambivalent en gebruiken hun suïcidepoging meer als signaalfunctie dan dat ze echt dood willen. Die laten we meestal weer naar huis gaan.
‘Mijn grootste fout is dat ik het incident nooit heb besproken met de aios’
Er zijn allerlei criteria om dat te beoordelen. Eén daarvan is de gevaarlijkheid van de eerste poging, met de kennis die de patiënt heeft. Er zit nogal een verschil tussen iemand die vijftig slaappillen inneemt en iemand die voor de trein springt. Die laatste is gevaarlijker, zoals mijn patiënt. De kans dat je een treinongeluk overleeft, is immers veel kleiner dan wanneer je slaappillen slikt.
Waar je ook rekening mee moet houden is of iemand van te voren mensen heeft gewaarschuwd. Dat kunnen ze gedaan hebben om op tijd gestopt te worden. Mijn patiënt had tegen niemand iets gezegd en was op een plek langs het spoor gaan staan waar niemand had kunnen tegenhouden. Een signaal dat ze dat ook echt niet had gewild. Zij zag ook geen heil meer in een behandeling, wat je vaker ziet bij mensen die zich serieus van het leven willen beroven. Ook dat signaal heb ik gemist. Ik heb er gewoon niet goed over nagedacht toen ik deze vrouw beoordeelde. Dat ik haast had omdat ik naar huis wilde, heeft daarbij zeker meegespeeld.’
Niet op teruggekomen
‘Mijn grootste fout is echter dat ik het incident nooit heb besproken met de aios. Het moet voor hem een vreselijk traumatisch moment zijn geweest. Dat vind ik achteraf bezien eigenlijk nog het allerergste. Dat ik hem en anderen met deze vreselijke omstandigheden heb belast omdat ik de signalen niet goed heb opgepikt.
De aios is die middag weliswaar opgevangen door het afdelingshoofd en ik heb de volgende ochtend nog wel iets tegen hem gezegd. Maar echt uitgebreid heb ik hem hierover niet gesproken. Ik vond dat moeilijk, misschien omdat ik me schuldig voelde. En ik vond het ook lastig omdat hij een zelfverzekerde, stevige man was die de indruk gaf dat hij het allemaal wel aankon. Hij vroeg er op dat moment niet om. Toch vind ik het niet correct dat ik er nooit meer op ben teruggekomen.
Ik heb ook geen contact gehad met de nabestaanden. Dat vind ik achteraf nogal opmerkelijk. Vooral omdat ik studenten in mijn colleges vertel dat ze altijd contact moeten houden met de patiënt of de nabestaanden na een incident. Wees actief daarin, ook als patiënt of familie dat niet willen.
Ik zie in het Tuchtcollege, waar ik lid van ben, te vaak dat patiënten en familie zich na een medische fout in de steek gelaten voelen. Omdat zorgverleners uitermate terughoudend zijn om contact te zoeken en te houden. Vaak zeggen zorgverleners dat de patiënt of de nabestaanden altijd contact met ze kunnen opnemen, maar daar hebben ze natuurlijk moeite mee. Soms zijn ze boos of bang. Je moet ze als zorgverlener daarbij helpen en er achteraan blijven zitten. Op die manier zijn veel escalaties te voorkomen.’
Mortaliteit
‘In de psychiatrie loop je vooral risico’s bij het beoordelen van suïcidaliteit. Daar ligt onze mortaliteit. Zeker bij mensen die al eerder een poging hebben gedaan. Die houden soms hun mond daarover, want ze weten dat ze anders opgesloten kunnen worden. Dat is een ingewikkelde situatie waarbij je als psychiater soms de fout in gaat. Het is niet zo zwart-wit als bij bijvoorbeeld chirurgie. We kunnen het simpelweg niet altijd zien aankomen.
We hadden ooit een vrouw op de afdeling die goed aan het terugkrabbelen was na een ernstige depressie. Ze oogde weer enigszins levenslustig en sterk. In het weekend zou ze naar een vriendin gaan. Die vriendin dacht dat ze naar een andere vriendin zou gaan. Niet dus. Ze had haar suïcide in stilte voorbereid, niemand had het zien aankomen. Daar doe je als zorgverlener weinig aan.
Bij de verpleegkundige die suïcide pleegde lag dit anders. Ik kan het wel voor mezelf vergoelijken door te zeggen dat deze vrouw na een half jaar misschien alsnog een poging had gedaan. Maar dat is helemaal niet zeker. Een ernstige depressie is goed te behandelen. Ze had haar werk misschien weer kunnen oppikken.’
Oppassen met bekenden
‘Ik schaam me niet voor mijn verkeerde inschatting, vind het ook niet lastig om het mensen te vertellen. Het heeft me wel geraakt en veranderd. Ik ben anders tegen het beoordelen van patiënten met suïcidaal gedrag gaan aankijken. Ik heb me daar zelfs verder in gespecialiseerd. Ik ben me ook bewuster geworden van de rol die ik heb naar aios en studenten. Dat die te allen tijde op mij moeten kunnen terugvallen als dat nodig is. Dat ik me niet verstop als het moeilijk wordt.
‘Ik schaam me niet voor mijn verkeerde inschatting, maar het heeft me wel geraakt en veranderd’
Ik ben eveneens beter gaan uitkijken met mensen die op een of andere manier dichter bij je staan. Bekenden, familie, collega’s. Je moet oppassen dat je die niet op een andere manier behandelt dan de gemiddelde patiënt. Je bent vaak toch wat overbezorgd of juist ‘onderbezorgd’. Dat werkt fouten in de hand.
Bij mij moest ooit een verstandskies worden verwijderd door de kaakchirurg. Omdat ik een collega was, werd ik behandeld door de professor die op dat moment niet meer zo veel patiënten behandelde. Tijdens die behandeling liep ik een brandwond op omdat een of ander apparaat te heet was geworden. Ik voelde dat niet door de verdoving en de professor had het niet in de gaten. Ik weet niet of het zijn schuld was, maar sinds die ervaring laat ik me toch liever als een gewone patiënt behandelen. Ik heb alle vertrouwen in aios.’
Dit is een bewerking van een verhaal dat eerder verscheen in het boek Dit nooit meer – Artsen vertellen over hun incident van Matthijs Buikema